De plundering van Betekom 20/6

Op 1 augustus 1578, 440 jaar geleden, vond in Rijmenam een veldslag plaats met verregaande gevolgen voor onze gemeente. De Tachtigjarige oorlog tussen de Nederlanden en het Spaanse rijk woedde volop. Zoals vaak het geval was, betaalden de gewone man en vrouw het gelag. In deze B&B vroeger laten de medewerkers van het GA&DC u een glimp opvangen van de doffe ellende die onze gemeente toen trof.

De slag bij Rijmenam en de plundering van Betekom (augustus 1578)

Het jaar 1578 was een bijzonder zwart jaar voor de inwoners van Betekom, Aarschot en de omliggende dorpen en gehuchten. Het onheil begon nadat de Spaanse troepen onder leiding van Don Juan van Oostenrijk op 31 januari het leger van de Staten Generaal in Gembloers in de pan hakten. Aarschot bevond zich op dat moment in het anti-Spaanse kamp en op 17 februari verschenen de Spaanse troepen voor de stadswallen. Na een korte belegering gaf de stad zich over, waarna ze geplunderd werd. Het gros van de troepen trok nadien verder naar Zichem. Wel liet men een garnizoen van Duitse en Bourgondische soldaten achter ter verdediging van de stad.

Op hetzelfde tijdstip werd ook het kasteel van Rivieren ingenomen, waar veel inwoners van Betekom hun belangrijkste bezittingen in veiligheid hadden gebracht. De 20 Bourgondische soldaten die het kasteel bezet hielden, moesten gedurende 5 maanden door de inwoners van Betekom onderhouden worden. De soldaten wilden elke dag bier, rundvlees en brood. Daarnaast eisten ze 10 bedden, potten, pannen, ketels en diverse andere zaken om in hun dagelijkse behoeften te voorzien. Een vrouw uit het dorp werd 5 stuivers per dag betaald om het huishouden van de soldaten te doen.

Het ergste onheil moest echter nog komen. Op 1 augustus stonden de Spaanse en Staatse troepen weer tegenover elkaar in Rijmenam. Deze keer trokken de Spanjaarden aan het kortste eind. Het leger van de Staten Generaal bestond onder andere uit Schotse en Engelse huurlingen. Na hun overwinning begonnen deze aan een moordende strooptocht op het omliggende platteland. In hun optocht naar Aarschot passeerden ze ook in Betekom. Het dorp werd grondig geplunderd en verwoest. Ook de kerk werd leeggehaald en het interieur vernield. De bezittingen van de inwoners en hun vee werd meegenomen door de soldaten. De dorpelingen die niet gedood of meegenomen werden, ontvluchtten de streek en zochten bescherming achter de hoge muren van steden als Leuven, Mechelen of Antwerpen.

De streek rond Aarschot was een frontlinie geworden. Geen van beide partijen bezette de regio. Wel voerden ze geregeld raids uit die gepaard gingen met nieuwe verwoestingen en plunderingen.

Betekom bleef verweesd achter. Gedurende enkele jaren woonden er amper mensen in het dorp. De akkers en weiden verwilderden en roedels wolven zwierven door het land. Ook Aarschot onderging hetzelfde lot, net als Begijnendijk waar de pachthoeven van de begijnen en de norbertijnen van Averbode eveneens in puin lagen.

Vanaf het begin van de jaren 1580 woonden er terug mensen in Betekom. Stilaan werden de huizen heropgebouwd en de gronden opnieuw in cultuur gebracht. De oorlogsellende was echter nog niet voorbij. Pas rond 1750 zou er een einde komen aan de schier eindeloze opvolging van oorlogen die op kap van de plattelandsbevolking uitgevochten werden.

Onderschrift bij foto. Op dit fragment van een potloodtekening uit 1596 zijn de sporen van het oorlogsgeweld nog duidelijk zichtbaar. Het gebouw zonder dak ten zuiden van de kerk is de pastorie die nog niet hersteld is. De versterkte kerkhofmuur rond de kerk diende als verschansing voor de inwoners als er gevaar dreigde.